Stage orthopedagogiek: gezin en gedrag 

• Een afgeronde propedeuse Pedagogische Wetenschappen en minimaal 110 EC behaald in het B2 en B3–jaar;
• 110 EC behaald in het vrijstellingenprogramma.
• Vóór aanvang van de stage voldoende resultaat behaald op tenminste de volgende onderdelen:
  - Klinisch practicum
  - Behandelingsmethodiek
  - Methodiek van de psychodiagnostiek
  - Psychometrie.

• Het oefenen van activiteiten en het ontwikkelen van een persoonlijke en theoretische visie omtrent het totale hulpverleningspakket. Op deze manier kan de toekomstige hulpverlener ervaren wat het betekent om als gedragswetenschapper / orthopedagoog werkzaam te zijn;
• Het leren bedrijven van diagnostiek;
• Het plannen én uitvoeren van behandelingen;
• Onder supervisie alle facetten van het werk leren kennen;
• De studenten worden in een leersituatie geplaatst. Dit doet enerzijds een beroep op (steeds meer) zelfstandig en verantwoordelijk functioneren in een team van medewerkers, naarmate de stage vordert. En biedt anderzijds de veiligheid van het onder begeleiding werken en niet aansprakelijk zijn voor de te nemen beslissingen.
• Centraal in deze doelstellingen staat vaardigheidstraining en attitudevorming.
  

• Diagnostiek, zie verder bij Casuïstiek [PWMGG020]
• Directe en indirecte hulpverlening:
  1. individuele begeleiding van kinderen, adolescenten en jongvolwassenen;
  2. begeleiding van voor het kind betekenisvolle personen uit zijn omgeving (m.n. opvoeders);
  3. oefenen in/met coördinatiewerkzaamheden, waaronder coördinatie van psychologisch, pedagogisch en didactisch onderzoek alsmede coördinatie en begeleiding van behandelaars en behandelteams (m.n. leefgroepen).
• Beleidswerkzaarmheden:
1. behandelingsbeleid;
2. organisatiebeleid.

De stagiaires zoeken geheel zelfstandig een stageplaats. Bij voorkeur uit de instellingen waarmee onze afdeling contacten heeft en welke dus reeds als stageplaats goedgekeurd / gescreend zijn (zie blackboard)
• Planning van de stage:
   De stage is gebaseerd op een goedgekeurd stageplan.
• Praktische oefening:
   Het stage lopen vindt in principe, in het geval van een geïntegreerde stage, plaats van begin september tot de eerste week van juni gedurende  39 weken,  drie dagen per week (m.u.v. vakantiedagen).
   Tijdens deze 3 dagen moet óók gewerkt worden aan de opdrachten voor casuïstiek [PWMGG020]
   De stage is verdeeld in vier fasen: introductiefase, intensiveringsfase, zelfstandigheids-fase en de integratiefase.
• Begeleiding:
  - Op de stageplaats:
     • van de stagebegeleider: één maal per week een begeleidingsgesprek van 1 uur
     • van anderen: directe supervisie rond concrete taken
  - Op de RU:
     • nadat aan de student half september een RU-begeleider is toegewezen (wacht totdat de betreffende docent je per e-mail uitnodigt voor een eerste begeleidings-bijeenkomst) vinden er in de loop van het jaar begeleidingsgesprekken plaats in groepen van maximaal 10 - 12 personen.
• Evaluatie:
   Evaluaties vinden plaats op basis van door de Orthopedagoog in Opleiding aangeleverde evaluatieverslagen. 
   Er zijn twee evaluatiemomenten:
    - Tussenevaluatie: nà de tweede fase (in januari). Het gesprek vindt plaats op de instelling zélf;
    - Eindevaluatie: aan het eind van de vierde fase (in mei/juni). De instellingsbegeleider schrijft een eindbeoordeling. Het eindgesprek vindt 
      (in aanwezigheid van de instellingsbegeleider) op de RU plaats.

De toetsing vindt zowel tussentijds als na beëindiging van de stage plaats.